Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
- •
onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting: positieve uitkomst van het verschil tussen de opbrengst onroerendezaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerendezaakbelasting.
- •
bruto schuld: het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva.
- •
netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen.
- •
netto schuld per inwoner: netto schuld gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar
- •
geldelijke bezittingen: het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
- •
taakveld: eenheid ingericht naar beleidsonderwerp waarin de begrotingsprogramma’s zijn onderverdeeld.
- •
administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Zoeterwoude en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;
- •
overheidsbedrijf: een onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin de gemeente deelneemt.
- •
rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van het college waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheer handelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.
Paragraaf 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen
- 1.
De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.
- 2.
De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college per programma vast:
- a.
- b.
de beleidsindicatoren voor het meten van, en het afleggen van verantwoording over, de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid. Het voorstel van het college bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
- 3.
Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per taakveld weergegeven.
- 4.
De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
- 1.
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt:
- a.
van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en,
- b.
in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.
- 2.
In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.
- 3.
In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 50.000 afzonderlijk gespecificeerd. Incidentele baten en lasten die per post minder € 50.000 bedragen worden niet toegelicht en worden per programma onder de post overig opgenomen.
Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming
- 1.
Het college biedt, met uitzondering van een raadsverkiezingsjaar, vóór het zomerreces aan de raad een Kadernota (Staat van de Gemeente) aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. In een raadsverkiezingsjaar wordt in plaats van een Kadernota een (beleidsarme) kaderbrief opgeleverd.
- 2.
De raad stelt deze nota voor het zomerreces vast.
- 3.
In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen van ten minste € 1,- per inwoner.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
- 1.
De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.
- 2.
Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
- 3.
Het college informeert de raad tussentijds bij voor- en najaarsnota als zij verwacht dat:
- •
de lasten of baten van een programma de geautoriseerde lasten of baten met meer dan € 50.000 dreigen te over- dan wel onderschrijden, of
- •
de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet met meer dan € 50.000 zal over- dan wel onderschrijden.
- •
In geval van overschrijdingen groter dan € 250.000 wordt niet gewacht op een tussentijdse rapportage, maar informeert het college de raad via een raadsinformatiebrief.
De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.
- 4.
Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.
- 5.
Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 50.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.
- 6.
Bij investeringen met een meerjarig karakter stelt het college aan de raad voor op welke wijze de jaarschijven binnen het investeringsbudget worden opgebouwd. Goedkeuring voor verschuivingen tussen de jaarschijven aan lasten van een investeringsbudget worden aan de raad integraal voorgelegd bij de jaarlijkse actualisatie van het meerjareninvesteringsplan.
Artikel 6. Uitvoering van de begroting
- 1.
Voor aanvang van een begrotingsjaar geeft het college met de Langetermijnagenda (LTA) inzicht in de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de Voorjaarsnota en de Kadernota (Staat van Zoeterwoude), de Najaarsnota en de begroting met de meerjarenraming.
- 2.
Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.
Artikel 7. Tussentijdse rapportages
- 1.
Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste drie maanden (Voorjaarsnota/Staat van Zoeterwoude) en de eerste acht maanden (Najaarsnota) van het lopende boekjaar.
- 2.
De tussentijdse rapportages bevatten in ieder geval een uiteenzetting over het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:
- a.
de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakveld;
- b.
het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;
- c.
het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;
- d.
het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a tot en met c;
- e.
de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;
- f.
het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e;
- g.
de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten
- 3.
In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van de programma-onderdelen en investeringskredieten in de begroting groter dan € 10.000 op programmaniveau toegelicht. De Najaarsnota gebruikt het college tevens om de raad voor te stellen de restant-middelen van lopende projecten alvast over te hevelen naar het volgende boekjaar.
Artikel 8. De jaarstukken
- 1.
Bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per taakveld weergegeven.
- 2.
Het college legt verantwoording af over de wijze waarop de beleidsresultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.
- 3.
De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen en de maatschappelijke effecten van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.
- 4.
Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het college de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat
- 5.
Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kan het college de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar voor zover dat al niet bij de Najaarsnota en/of de slotwijziging is gebeurd. Het college biedt dit voorstel uiterlijk in november aan ter behandeling in de raadsvergadering van december van het betreffende jaar.
Artikel 9. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen
- 1.
In het kader van de actieve informatieplicht beslist het college niet over:
- a.
de aan- en verkoop van gronden, goederen, werken en diensten, met uitzondering van bedrijfsvoering, groter dan € 75.000;
- b.
het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 75.000, en
- c.
het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen.
dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Artikel 10. EMU-saldo
Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording
Artikel 11. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording
- 1.
De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.
- 2.
In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen (fouten en of onzekerheden) met een verantwoordingsgrens van 3 % van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.
- 3.
In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten en of onzekerheden) die op programmaniveau groter zijn dan € 50.000 nader toegelicht.1
Artikel 12. Voorwaardencriterium
- 1.
Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
- 2.
Het college biedt de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Het college operationaliseert dit normenkader in een toetsingskader ten behoeve van de interne beheersing.
Artikel 13 Begrotingscriterium
- 1.
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;
- 2.
De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.
- 3.
Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.
- 4.
Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:
- a.
Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.
- b.
Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.
- c.
De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.
- 5.
Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.
Artikel 14 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium
- 1.
Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.
- 2.
Het college zorgt voor en legt regels vast voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.
Paragraaf 4. Financieel beleid
Artikel 15. Waardering en afschrijving vaste activa
- 1.
Materiële en immateriële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in bijlage 1 “afschrijvingsbeleid” bij deze verordening.
- 2.
Afschrijvingen worden geraamd in het jaar volgend op de oplevering of ingebruikname van het actief.
- 3.
Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.
- 4.
Het college biedt de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.
- 5.
Afschrijftermijnen zoals toegepast bij investeringen uit het verleden worden niet aangepast indien zij afwijken van de in bijlage 1 gehanteerde termijnen.
Artikel 16. Voorziening voor oninbare vorderingen
- 1.
Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.
- 2.
Voor openstaande vorderingen betreffende:
wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.
- 3.
Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden.
Artikel 17. Reserves en voorzieningen
- 1.
In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt overeenkomstig de nota reserves en voorzieningen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.
- 2.
Indien er een noodzaak tot aanpassing is, bijvoorbeeld als gevolg van een wijziging in het BBV, biedt het college de raad een gewijzigde nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt de volgende onderwerpen:
- a.
de vorming en besteding van reserves;
- b.
de vorming en besteding van voorzieningen;
- c.
de rentetoerekening voor zover van toepassing.
- 3.
Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve met een specifiek bestedingsdoel wordt in ieder geval aangegeven:
- a.
het specifieke doel van de reserve;
- b.
het bestedingsplan van de reserve of de functie van de reserve;
- c.
de voeding van de reserve
- d.
de maximale hoogte van de reserve
- e.
- f.
de (meerjaren)raming van en de wijze van stortingen en onttrekkingen (structureel of incidenteel), inclusief onderbouwing daarvan.
- 4.
Indien een bestemmingsreserve binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot besteding, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd;
- 5.
In de jaarstukken en de begroting wordt een actueel overzicht van de stand van zaken en mutaties in van de reserves en voorzieningen opgenomen en de onderliggende bestedingsplannen worden hierbij geactualiseerd.
- 6.
Mutaties in reserves die direct in verband staan met hiermee samenhangende lasten en/of baten vinden plaats op basis van de werkelijke lasten en baten in enig jaar, en bevinden zich altijd binnen de begrote reserve mutatie.
Artikel 18. Kostprijsberekening
- 1.
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
- 2.
Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en de kosten voor straatreiniging betrokken.
- 3.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa.
- 4.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
- 5.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.
- 6.
Toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, gebeurt als volgt:
Overhead x aantal aan heffing (of dienst) toegerekende FTE / (totaal aantal verdeelde FTE exclusief aantal FTE op het taakveld overhead).
- 7.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het zevende en achtste lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.
- 8.
Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in artikel 17 eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt op een half procent afgerond.
- 9.
Als het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen zoals berekend overeenkomstig het achtste lid een percentage oplevert dat lager of gelijk is aan 0% dan bedraagt het rentepercentage voor deze rentevergoeding 0%.
- 10.
In afwijking van het zevende lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.
- 11.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.
Artikel 19. Prijzen economische activiteiten
- 1.
Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.
- 2.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.
- 3.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.
- 4.
Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.
- 5.
Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.
Artikel 20. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
- 1.
Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, begraafplaatsrechten, marktgelden en leges. Daarbij wordt gestreefd naar 100 % kostendekkendheid. De raad stelt de tarieven vast.
- 2.
Indien er een noodzaak tot aanpassing is biedt het college de raad een gewijzigde nota lokale heffingen en/of nota grondbeleid aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten. De raad stelt deze nota vast.
- 3.
Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en tarieven voor erfpachten, die afwijkt van de kaders uit de nota bedoeld in het tweede lid, vooraf een besluit voor aan de raad.
Artikel 21. Financieringsfunctie
- 1.
Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:
- a.
voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en
- b.
er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.
- 2.
Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal voor publieke taken bedingt het college indien mogelijk zekerheden.
- 3.
Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met het tweede lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een besluit Treasurystatuut. Het college zendt het besluit Treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.
- 4.
Bij het verstrekken van een garantie wordt het risico dat de gemeente loopt door het verstrekken van deze garantie betrokken bij de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken.
Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken
Artikel 22. Lokale heffingen
- 1.
Het college neemt in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
- a.
het bedrag aan kwijtschelding per heffing;
- b.
de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht;
Artikel 23. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
- 1.
Indien er een noodzaak tot aanpassing is, biedt het college de raad een gewijzigde nota weerstandsvermogen en risico-beheersing aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen en welke informatie aanvullend op de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken moeten worden opgenomen. In de nota wordt tevens de norm voor de benodigde weerstandscapaciteit bepaald. De raad stelt de nota vast.
- 2.
Het college neemt in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten de aanvullende onderwerpen op zoals opgenomen in de nota weerstandsvermogen en risicobeheersing op.
Artikel 24. Onderhoud kapitaalgoederen
- 1.
Het college neemt in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
- a.
de voortgang van het geplande onderhoud;
- b.
de omvang van het achterstallig onderhoud.
- 2.
De ramingen van onderhoudsbudgetten in de begroting worden gebaseerd op de meerjarige onderhoudsplannen.
- 3.
Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het onderhoudsplan openbare ruimte geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het onderhoudsplan openbare ruimte vast.
- 4.
Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het rioleringsplan geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het rioleringsplan vast.
- 5.
Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het onderhoudsplan gebouwen bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het onderhoudsplan gebouwen vast.
Artikel 25. Financiering
- 1.
Het college neemt in de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
- a.
de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;
- b.
de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage.
- 2.
In de paragraaf financiering bij de begroting neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten tenminste op:
- a.
de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;
- b.
Artikel 26. Bedrijfsvoering
Het college neemt in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het BBV in ieder geval een beleidsinhoudelijk toelichting op de plannen voor de bedrijfsvoering op. Daarnaast bevat de paragraaf een toelichting op de informatiebeveiliging én gaat het college in op het M&O-beleid (misbruik en oneigenlijk gebruik). Vanaf de jaarrekening 2023 neemt het college de rechtmatigheidsverantwoording op in de paragraaf bedrijfsvoering en geeft zij daarbij aan welke verbetermaatregelen zij gaat treffen om rechtmatig handelen in de toekomst te borgen.
Artikel 27. Verbonden partijen
- 1.
Indien er een noodzaak tot aanpassing is, biedt het college de raad een gewijzigde nota verbonden partijen aan. De raad stelt de nota vast.
- 2.
De nota bevat o.a. de kaders voor het beleid aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties met name de condities waaronder het publiek belang is gediend met behartiging door verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en de financiële voorwaarden.
- 3.
Het college neemt in de paragraaf verbonden partijen van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
- a.
bij elk van de verbonden partijen:
- a.
- b.
visie en beleidsvoornemens; en
- c.
de wijze waarop de verbonden partij bijdraagt aan de beleidsdoelstellingen.
- b.
In de paragraaf wordt daarnaast ingegaan op:
- •
het ingaan van nieuwe verbonden partijen;
- •
het beëindigen van bestaande verbonden partijen;
- •
het wijzigen van bestaande verbonden partijen;
- •
eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.
Artikel 28. Grondbeleid
- 1.
Het college neemt in de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
- a.
het verloop van de grondvoorraad;
- b.
de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten.
- 2.
Indien er een noodzaak tot aanpassing is, biedt het college de raad een gewijzigde nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:
- a.
de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;
- b.
de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;
- c.
de wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan.
- 3.
Indien er noodzaak is tot aanpassing biedt het college de raad ter informatie een geactualiseerde grondprijsbrief aan. Deze bevat o.a. een vastgestelde uitgifteprijs voor zowel maatschappelijke grond als intern door te leveren grond.
- 4.
De voorziening voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen contante waarde.
Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer
Artikel 29. Administratie
- 1.
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
- a.
het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;
- b.
het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;
- c.
het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;
- d.
het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;
- e.
het afleggen van verantwoording door het college aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving, en
- f.
de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.
Artikel 30. Financiële organisatie
- 1.
Het college draagt in ieder geval zorg voor:
- a.
een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;
- b.
een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden
- c.
de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;
- d.
de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;
- e.
de te maken afspraken met verbonden partijen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;
- f.
het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;
- g.
het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen, en
- h.
het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk fraude gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
- i.
het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.
Artikel 31. Interne controle
- 1.
Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder f. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
- 2.
Het college zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de administratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Paragraaf 7. Slotbepalingen
Artikel 32. Intrekking oude regeling en overgangsrecht
- 1.
De “Financiële verordening gemeente Zoeterwoude 2018” wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Artikel 33. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als ‘Financiële verordening Zoeterwoude 2023’.
- 3.
De op de Financiële Verordening 2018 gebaseerde nota’s blijven geldig totdat hiervoor een wijzigingsvoorstel door de raad is vastgesteld.