Bekendmaking
Nadere Regels Jeugdhulp Zoeterwoude 2023
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
- 1.
- 2.
In deze nadere regels wordt verder verstaan onder:
- a.
(Boven)gebruikelijkezorg: Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. De ouder(s) zorgen voor de opvoeding van hun kinderen, dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling. Gebruikelijke zorg is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouders. Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of verzorger conform de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Van ouders/verzorgers wordt verwacht maximaal te zoeken naar eigen oplossingen. Dit geldt ook bij uitval van de ouder in een éénoudergezin- of als beide ouders beperkingen ondervinden in de opvang en verzorging van de kinderen. Bovengebruikelijke zorg is alle zorg die de gebruikelijke zorg per dag overstijgt. Dit is onder meer afhankelijk van de leeftijd en de ontwikkeling van het kind, maar ook van de eigen kracht van de ouder(s). Bovengebruikelijke hulp kan in beginsel van ouder(s)/verzorger(s) worden verwacht.
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
- g.
- h.
- i.
- j.
- k.
- l.
- a.
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Het college kan de jeugdige en zijn ouder(s) uitnodigen zelf een gezinsplan op te stellen. In dat plan kunnen de jeugdige en/of zijn ouder(s) aangeven hoe ze zelf de opvoed- en opgroeisituatie voor hun kind(eren) willen verbeteren, de doelen die ze willen bereiken en het perspectief dat wordt beoogd.
Artikel 2.4. Gesprek/onderzoek/plan
- 1.
Na de melding en het vooronderzoek worden de jeugdige en/of de ouder(s) uitgenodigd voor een gesprek. In dit gesprek stelt het college vast of er sprake is van opvoed -of opgroeiproblemen en welke hulp noodzakelijk is (de zogenaamde triage). Op basis van het triagegesprek stelt het college samen met de jeugdige en/of zijn ouder(s) een plan op. In het geval dat ouders een pgb willen aanvragen, dienen de jeugdige en/of zijn ouder(s) een gezinsplan, inclusief budgetplan te overhandigen aan het college. Dit gezinsplan bevat een motivering van de jeugdige en/of zijn ouders(s) waarom zij het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders (zorg in natura) in deze specifieke situatie niet passend achten en een budgetplan, waarin de kosten van de beoogde jeugdhulp en besteding van het pgb inzichtelijk worden gemaakt;
- 2.
Kinderen, ongeacht hun leeftijd, worden altijd gehoord. Uitzondering hierop is als kinderen zelf nadrukkelijk aangeven dit niet te willen. Indien, in uitzonderlijke gevallen, het niet mogelijk is de jeugdige te horen, dan kan de jeugdige worden geobserveerd, dan wel het sociaal netwerk, deskundigen of betrokken hulpverleners om nadere informatie of advies worden gevraagd. Een kind vanaf 12 jaar wordt altijd gehoord.
- 3.
Nadat de noodzakelijke hulp in kaart is gebracht, moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Dit wordt vermeld in het gezinsplan.
De jeugdige en/of zijn ouder(s) kunnen een aanvraag voor een niet vrij toegankelijke individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college. Uit de aanvraag blijkt welke ondersteuning wordt aangevraagd door de jeugdige en/of zijn ouder(s) en welke resultaten met deze ondersteuning worden beoogd. Deze aanvraag wordt ondertekend door de jeugdige en/of zijn ouder(s) en het college. Deze datum is bepalend voor de beslistermijn van 8 weken, hierop is artikel 4:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing.
Artikel 2.6 Behandeling aanvraag
- 1.
Een jeugdige en/of zijn ouder(s) komen in aanmerking voor een individuele voorziening indien:
- a.
De jeugdige op eigen kracht, of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving, geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden. Bij de beoordeling of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige of zijn ouders, eventueel met steun van het sociaal netwerk, toereikend zijn om zelf de gevraagde jeugdhulp te bieden, wordt rekening gehouden met:
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- b.
- c.
- a.
- 2.
- 3.
Nadat de resultaten uit het gezinsplan van de casuïstiek van het Jeugdteam zijn gerealiseerd en het hulpverleningstraject is afgerond kan, indien naar oordeel van het college op deze jeugdige/ dit gezin van toepassing, de waakvlamfunctie van start gaan om terugval te voorkomen.
Artikel 2.8 Afbakening Jeugdwet
- 1.
- 2.
Voor de overgang van 18- naar 18+ geldt dat:
- a.
- b.
als het om een vorm van jeugdhulp gaat die voor meerderjarigen niet op grond van een andere wet kan worden voortgezet (met name jeugd- en opvoedhulp, niet zijnde jeugd- GGZ of jeugd-LVG), dan blijft de gemeente wèl verantwoordelijk voor het voortzetten van de jeugdhulp tot 23 jaar, behoudens artikel 1.1, lid 3 Jeugdwet;
- 3.
Zorg in de (aanvullende) ziektekostenverzekering is een uitsluitingsgrond, hieronder vallen de vaktherapieën. Dit geldt voor zowel pgb als zorg in natura (ZIN). Er kan geen individuele jeugdhulpvoorziening worden verstrekt voor vaktherapie, tenzij dit een onderdeel is van een multidisciplinaire geneeskundige behandeling in het kader van de geneeskundige ggz. (De desbetreffende jeugdhulpaanbieder kan dan onder eigen regie vak therapie inzetten). Voor enkel vaktherapie kan geen individuele jeugdhulpvoorziening worden verstrekt en wordt verwezen naar de (aanvullende) zorgverzekering;
- 4.
Respijtzorg biedt ouders de mogelijkheid hun zorgtaken voor hun kind tijdelijk aan een ander over te dragen. Hierdoor kunnen zij af en toe vrijaf nemen van de zorg voor hun kind, waardoor zij de zorg voor hun kind beter kunnen volhouden. Respijtzorg kan eens of meermaals per kalenderjaar worden ingezet en is niet bedoeld om met regelmaat, bijvoorbeeld op een vaste dag op wekelijkse basis, de zorgtaken over te dragen. Respijtzorg is een belangrijk middel om overbelasting van ouders te voorkomen. Respijtzorg kan bij langdurige zorg ook worden ingezet voor zorgverleners uit het sociaal netwerk. Respijtzorg kan aangevraagd worden door middel van een jeugdhulpvoorziening of in het kader van de Wlz of Zvw.
- 1.
- 2.
- 3.
Vervoer naar onderwijs-zorglocaties zal plaatsvinden met behulp van en volgens de regels van het leerlingenvervoer gedurende de lesweken. In de vakantieperiode kan dit vervoer in een andere vorm mogelijk gemaakt worden. Voor toetsing van de zelfredzaamheid wordt het Jeugdteam en/of de betrokken zorgaanbieder geraadpleegd;
- 4.
- 5.
- 6.
Artikel 2.10 Dagbesteding en dagbehandeling
Onderwijs en de jeugdhulpaanbieder stellen gezamenlijk een ontwikkelperspectiefplan (OPP) op, voor jeugdigen die dagbehandeling en/of dagbesteding ontvangen en staan ingeschreven op het onderwijs. In het OPP staan gezamenlijke doelen ten behoeve van terugkeer van de jeugdige naar het onderwijs.
Hoofdstuk 3 Het Persoonsgebonden Budget (pgb)
Indien alle stappen zoals genoemd in hoofdstuk 2 zijn genomen en het college van oordeel is dat dat de zorg via een pgb kan worden ingekocht, dan zijn de volgende artikelen van toepassing:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
- 7.
- 8.
Het college beoordeelt of de budgethouder voldoende bekwaam is om de bijbehorende taken uit te voeren. Bij de beoordeling van de bekwaamheid wordt rekening gehouden met het Taken Kennis Vaardigheden (TKV) kader. Toetsing vindt plaats door het college in samenspraak met de aanvrager aan de hand van meerdere toetsingscriteria. Bij twijfel aan de bekwaamheid en/of de goede intenties van de budgetbeheerder kan een VOG worden gevraagd, tenzij de budgetbeheerder familie in de 1e lijn is. Mocht het college van oordeel zijn dat de persoon dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk of van zijn (wettelijk) vertegenwoordiger niet bekwaam is voor het houden van een pgb, dan kan het college het pgb weigeren;
- 9.
Artikel 3.2. Functiecategorieën pgb
Het pgb kan worden toegekend voor de volgende functiecategorieën:
- a.
- b.
- c.
Artikel 3.3. Persoonsgebonden budget voor de inzet van het sociaal netwerk
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
- 7.
- 8.
- 9.
- 10.
- 11.
- 12.
Artikel 3.5. Besteding van het persoonsgebonden budget
- 1.
- 2.
- 3.
Na toekenning van een pgb controleert de gemeente bij de SVB of het budget is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Wanneer dit niet het geval is, dan wordt er contact met de ouder(s) opgenomen en onderzocht waarom dit is, of het PGB alsnog besteed gaat worden en of er andere hulp noodzakelijk is;
- 4.
- 5.
Bij een verandering in de zorgvraag waardoor het budget anders wordt ingezet, vragen de ouders het college hiervoor toestemming. Als dit niet wordt gedaan, dan kan het college dit beschouwen als onjuiste verstrekking van informatie.
Het college heeft ook de mogelijkheid om het pgb te herzien bij een verandering in de zorgbehoefte.
Hoofdstuk 4 Nader te benoemen niet vrij toegankelijke voorziening
- 1.
- 2.
- 3.
Artikel 5.2. Kaders specialistische Jeugdhulp
Het college stelt inhoudelijke regels vast conform de actuele versie van de dienstomschrijvingen. (Bijlage 1; https://jeugdhulphollandrijnland.nl/documenten/).
- 1.
Adviesraad WMO & Jeugd van de gemeente Zoeterwoude kan het college voorstellen doen voor het beleid betreffende jeugdhulp, en het college adviseren bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp. Het college voorziet hierbij Adviesraad WMO & Jeugd van de gemeente Zoeterwoude van ondersteuning om zijn rol effectief te kunnen vervullen.
- 2.
Het college nodigt minimaal eenmaal per jaar ingezetenen, cliënten en vertegenwoordigers van cliënten uit voor overleg over beleid betreffende jeugdhulp en de uitvoering daarvan. Het college maakt dit overleg minimaal 6 weken van te voren openbaar bekend. Daarbij worden genodigden opgeroepen punten voor de agenda aan te dragen.
- 3.
Artikel 7.1. Afwijkingsbevoegdheid
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouder(s) afwijken van deze nadere regels indien toepassing van deze regels gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de nadere regels te dienen doelen.
Toelichting op Nadere Regels Zoeterwoude 2023
2.a. (boven) gebruikelijke zorg: Het door ouders aan kinderen bieden van een woonomgeving waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat en zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans die nodig is bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid, is voor alle leeftijden gebruikelijke zorg.
Wanneer zorg als bovengebruikelijke zorg volgens de richtlijn van het CIZ wordt aangemerkt, wil dit niet zeggen dat de ouders, eventueel met behulp van het sociaal netwerk, niet voldoende draagkracht hebben de boven gebruikelijke zorg te leveren. Voor een verdere weging van de eigen kracht voor gebruikelijke en bovengebruikelijke zorg kunnen onderstaande punten gebruikt worden:
- a.
- b.
- c.
- d.
Als uit onderzoek naar deze factoren volgt dat de ouder(s) de benodigde zorg kunnen bieden zonder dat dit tot problemen leidt op één van deze terreinen, dan kan worden geconcludeerd dat er sprake is van voldoende eigen kracht.
De effectiviteit van hulp geboden door de ouders zit hem vaak in de voortdurende nabijheid die nodig is om de hulp te kunnen bieden wanneer dit nodig is, dus op ongeplande tijden. De duur en de omvang van de benodigde hulp kan de gebruikelijke zorg ver overstijgen, waardoor langdurige aanpassingen in het leven van de ouder(s) nodig is om de draagkracht te verruimen om de draaglast van de hulp te kunnen leveren. Het is niet mogelijk om het pgb in te zetten in het geval dat de ouder(s) de zorg bieden. De reden hiervoor is dat het een wettelijke taak van ouders is om voor hun kind te zorgen, zowel bij gebruikelijke als bovengebruikelijke zorg.
Soms is het bieden van hulp aan en zorgen voor een kind zo zwaar dat sprake is van overbelasting. Er is dan geen of beperkt evenwicht meer tussen draagkracht (=belastbaarheid) en draaglast (=belasting), vaak gekenmerkt door fysieke en/of psychische klachten van de ouder/verzorger. Vaak is het overnemen van de bovengebruikelijke zorg voldoende om dit evenwicht te herstellen.
De in de Jeugdwet bedoelde maatstaven eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen van de ouder(s) bieden geen ruimte voor een beoordeling van de financiële draagkracht van een gezin om zelf jeugdhulp te kunnen verlenen en/ of te bekostigen.
In het onderzoek naar de gezinssituatie, kan de financiële situatie indirect wel meewegen in het bepalen van de ‘eigen kracht’. Indien in het gezin bijvoorbeeld schuldenproblematiek speelt, kan dit van grote invloed zijn op de draagkracht van een gezin.
Artikel 2.1. Toegang tot niet vrij toegankelijke jeugdhulp
Het Jeugdteam Leidse regio is door het college gemandateerd voor de inzet van niet vrij toegankelijke hulp.
Lid 3. De jeugdige en/of zijn ouder(s) kunnen voor hun aanvraag tot jeugdhulp gebruik maken van gratis cliëntondersteuning. Deze kan worden aangevraagd bij MEE of bij het Adviespunt Zorg Belang.
Artikel 2.4. Gesprek/onderzoek/plan
Lid 1. Volgens de Jeugdwet dient de aanvrager te motiveren dat het bestaande (gecontracteerde) aanbod van zorg in natura niet passend is en hij daarom een pgb wenst. Het is van belang dat de aanvrager kan aantonen dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar leidt tot gelijkwaardige of betere en effectievere ondersteuning. Ook moet de aanvrager beargumenteren dat de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger is. Het opstellen van een gezinsplan zorgt ervoor dat de aanvrager nadenkt over zijn zorgvraag en het doelbereik, deze uitwerkt en concretiseert, om daarmee de kwaliteit van zorg te evalueren.
Vragen die beantwoord moeten worden bij de motivatie in het gezinsplan:
- -
- -
- -
Lid 2. Het horen door het college van de jeugdige wordt als noodzakelijk geacht om het onderzoek op adequate wijze te verrichten. Indien, in uitzonderlijke gevallen, het niet mogelijk is de jeugdige te horen, dan kan de jeugdige worden geobserveerd, dan wel het sociaal netwerk, deskundigen of betrokken hulpverleners om nadere informatie of advies worden gevraagd. Indien wenselijk dan wel noodzakelijk (de beoogde zorg zal thuis worden geleverd) worden de jeugdige en vertegenwoordiger gehoord in de thuissituatie.
Lid 4. Gezinsplan en budgetplan
In het geval dat ouders een pgb willen aanvragen, dienen de jeugdige en/of zijn ouder(s) een gezinsplan, inclusief budgetplan, te overhandigen aan het college;
In het gezinsplan wordt benoemd:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
Het budgetplan is een onderdeel van het gezinsplan. Hierin staat hoe het pgb wordt besteed. De zorgvrager beschrijft in het budgetplan:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
op welke wijze de zorgvrager het budget gaat beheren en rapporteren. Hieruit blijkt dat de budgethouder voldoende bekwaam is om de verantwoordelijkheid van het budgetbeheer op zich te nemen;
- g.
wanneer en op welke wijze het gebruik van het pgb, de doelmatigheid van de verleende ondersteuning en het budgetbeheer door de jeugdige en/of de ouders, een medewerker van het jeugdteam en de zorgverlener wordt geëvalueerd; In het geval dat een pgb voor een periode langer dan 1 jaar wordt verstrekt, vindt de evaluatie ten minste 1 keer per jaar plaats. Indien een pgb wordt verstrekt voor een periode van een jaar of korter vindt de evaluatie ten minste 1 keer in de zes maanden plaats.
Er wordt voor het doen van een aanvraag in principe gewerkt met de richtlijn 1Gezin1Plan1Regisseur. Ouders kunnen voor akkoord tekenen of voor gezien.
Artikel 2.6 Behandeling aanvraag
Er kan een pgb worden verstrekt voor vaktherapie als dit een onderdeel is van een multidisciplinaire geneeskundige behandeling in het kader van de geneeskundige ggz.
Voor enkel vaktherapie kan geen pgb worden verstrekt en wordt verwezen naar de (aanvullende) zorgverzekering.
Veel jeugdhulp wordt ingezet voor jeugdigen in kwetsbare gezinnen, met een lage sociaaleconomische status en schuldenproblematiek. Juist bij deze kwetsbare jeugdigen en/of gezinnen is inzet van de verschillende wettelijke kaders en budgetten op gemeenteniveau essentieel: Wmo, Participatiewet, Jeugdwet. Bij kwetsbare gezinnen kunnen ook veiligheidsproblemen spelen. Bedoeling moet zijn dit soort problemen voor te zijn en te voorkomen. Deze jeugdigen en/of gezinnen kunnen gebaat zijn bij langdurige, lichte (waakvlam)ondersteuning nadat de resultaten uit het ondersteuningsplan van de casuïstiek van de gemeentelijke toegang zijn gerealiseerd en het hulpverleningstraject is afgerond. Om terugval te voorkomen belegt het Jeugdteam de waakvlamfunctie.
Artikel 2.8 Afbakening Jeugdwet
In de wet is vastgelegd wanneer iemand toegang heeft tot de Wlz (Art 3.2.1 Wlz): Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
- a.
- b.
Er is geen recht op jeugdhulp, indien de jeugdige in aanmerking komt voor de Wet langdurige zorg. De verzorgers zijn verplicht om een aanvraag in te dienen voor de Wlz, indien de jeugdige voldoet aan de eisen die de Wlz stelt.
Gaat een jeugdige met psychische klachten naar de huisarts en kan de (praktijkondersteuner van de) huisarts deze klachten afdoende behandelen, dan is dit verzekerde zorg die onder de Zvw valt. Als de jeugdige is aangewezen op meer specialistische zorg en begeleiding, dan valt de geestelijke gezondheidszorg aan jeugdigen tot 18 jaar onder de Jeugdwet.
Intensieve Kind Zorg (IKZ) onder de Zvw
Jeugdigen die in aanmerking komen voor Intensieve Kind Zorg, zijn jeugdigen:
- -
- -
met lichtere complexe problematiek, waarbij 24-uur zorg per dag in de nabijheid nodig is in combinatie met specifieke verpleegkundige handelingen zoals intraveneuze medicatietoediening. Zorg aan minderjarigen met ernstige medische problematiek die onder de verantwoordelijkheid staan van een medisch specialist of kinderarts.
Voor intensieve kindzorg geldt dat naast verpleging en daarmee samenhangende verzorging ook begeleiding thuis, verblijf in een kinderhospice, verzorging en begeleiding op school, kortdurend verblijf en opvang in een verpleegkundig kinderdagverblijf inclusief het vervoer van en naar dit dagverblijf onder de Zvw-aanspraak vallen.
Indien er geen sprake is van IKZ, maar wel van verpleging valt ook dit onder de Zvw. Als verpleging en daarmee samenhangende persoonlijke verzorging samen worden aangeboden, vallen beiden onder de Zvw. Als verpleging wordt aangeboden met begeleiding komt de zorg uit twee wetten: verpleging valt onder de Zvw en de begeleiding valt onder de Jeugdwet.
Alle leerlingen die extra onderwijsondersteuning nodig hebben, zowel als er sprake is van een lichte als van een zware (onderwijs) ondersteuningsbehoefte, komen in aanmerking voor Passend onderwijs. Passend onderwijs houdt in dat scholen extra onderwijsondersteuning bieden. Het gaat dan om didactische en pedagogische ondersteuning die nodig is om de onderwijsdoelen te bereiken. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan ondersteuning van de leraar of een (tijdelijke) plaats voor de leerling in een bovenschoolse voorziening, het speciaal basisonderwijs of het (voortgezet) speciaal onderwijs. In het (voortgezet) speciaal onderwijs is expertise beschikbaar voor de specifieke doelgroep van de school.
Indien men zich kan verzekeren voor bepaalde zorg, zoals respijtzorg, dan wordt verwacht dat men zich hiervoor verzekert.
Voor de gesloten jeugdzorg is het onderstaande niet van toepassing: daarvoor is in de Jeugdwet een aparte bepaling (art. 6.3.5 Jeugdwet) opgenomen waarbij het beveiligde vervoer geregeld wordt via de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DVO).
Lid 1. Vervoer binnen de Jeugdwet is alleen voor de jeugdige, en waar nodig zijn begeleider, van en naar de locatie waar jeugdhulp wordt geboden. Vervoer van ouders om hun kind te bezoeken valt hier niet onder.
Lid 2. Het inzetten van een vervoersvoorziening is beperkt tot het vervoer naar de meest dichtstbijzijnde aanbieder welke, naar redelijkheid, de meest minimaal noodzakelijke en passende zorg zou kunnen bieden. Dit is ter beoordeling van het college. De inhoud van de zorg is hierbij leidend. Een uitzondering hierop wordt gevormd door jeugdhulp met verblijf, indien er een langere wachttijd is dan 8 weken.
Lid 3. Voor vervoer naar jeugdhulpaanbieders die verder zijn gelegen dan 20 kilometer buiten de regiogrens geldt dat alleen kosten op basis van openbaar vervoer, of in uitzonderlijk geval eigen vervoer kan worden vergoed.
Lid 4. De Jeugdwet gaat uit van de eigen kracht van ouders. Jeugdhulp is pas van toepassing voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn. Dit is ook van toepassing op vervoer. Eerst dient te worden onderzocht of ouders het vervoer zelf kunnen organiseren. Bij het wegen van eigen kracht worden verschillende opties onderzocht, in de volgende volgorde:
- a.
- b.
- c.
In de volgende situaties is er sprake van gebruikelijke zorg die van ouders in gemiddelde omstandigheden mag worden verwacht:
- a.
- b.
- c.
- d.
Lid 5. Van een onderwijs-zorglocatie is sprake indien een onderwijsinstelling met BRIN-nummer en een zorgaanbieder op dezelfde of zeer nabijgelegen locatie een geïntegreerd aanbod hebben van zowel onderwijs als jeugdhulp. Dit vervoer valt onder het leerlingenvervoer, met de daarbij behorende regels zoals opgenomen in de verordening leerlingenvervoer.
Lid 6. Indien er recht op vervoer ontstaat kan de uitvoering daarvan plaatsvinden door middel van een PGB indien ouders het vervoer zelf organiseren, door de jeugdhulpinstelling indien het bij die instelling is gecontracteerd of het kan door de gemeente worden georganiseerd.
Het Jeugdteam geeft namens het college een pgb af tot de maximumleeftijd van 18 jaar.
Soms is de ondersteuningsvraag nog aanwezig als de jeugdige 18 jaar wordt. De begeleiding kan dan doorlopen. Dit moet zijn opgenomen in het perspectiefplan.
Het pgb op grond van de Jeugdwet eindigt. Als voortzetting van hulp noodzakelijk is, wordt een aanvraag voor hulp op grond van de WMO ingediend. Afstemming tussen de cliënt, de WMO-zorgconsulent en het Jeugdteam Zoeterwoude is van belang. Er zijn vier mogelijkheden als de jongere 18 jaar wordt:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Lid 8. Bekwaamheid/pgb Vaardigheid
Van de jeugdige of zijn ouders wordt verwacht dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen. Een jeugdige of zijn ouders moet duidelijk kunnen maken welke problemen deze heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning deze gebaat is. Om na te gaan of de aanvrager of diens vertegenwoordiger op verantwoorde wijze met het pgb om kan gaan, wordt de bekwaamheid beoordeeld.
Om de bekwaamheid van de budgethouder te beoordelen wordt rekening gehouden met het Taken Kennis Vaardigheden (TKV) kader:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
- 7.
- 8.
- 9.
- 10.
De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt door het college in samenspraak met de aanvrager getoetst, het oordeel van het college is hierin leidend. Bij twijfel aan de bekwaamheid en/of de goede intenties van de budgetbeheerder kan een VOG worden gevraagd. Het college kan bij de beoordeling gebruik maken van de pgb-test zoals deze wordt aangeboden door Per Saldo. De uitslag van deze test wordt door het college betrokken bij het besluit op de aanvraag. Indien de aanvrager op onderdelen onvoldoende scoort, kan hij ervoor kiezen zich, onder eigen verantwoordelijkheid, hierop te trainen. Als een herbeoordeling nadien door het college positief geacht wordt, kan alsnog een pgb verstrekt worden .
Mocht het college van oordeel zijn dat de persoon dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn (wettelijk) vertegenwoordiger niet bekwaam is voor het houden van een pgb, dan kan het college het pgb weigeren.
Bij jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders of diens wettelijke vertegenwoordiger die over de bekwaamheid moeten beschikken om zorg in te kopen. Bij jeugdigen tussen de 16 en 18 jaar (met een uitloop tot 23 jaar) kan het echter voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat. De jeugdige moet dan zelf bekwaam geacht worden.
Artikel 3.2 Functiecategorieën
Vervoer via het pgb kent geen aparte functiecategorie, omdat vervoer altijd in combinatie met een andere jeugdhulpvoorziening wordt toegekend. Daarnaast is het ook mogelijk om vervoer aan te vragen zoals omschreven in artikel 2.9.
Artikel 3.3, lid 2 sub a: Inzet sociaal netwerk
Het college dient slechts een pgb te verstrekken als de jeugdige of ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die geleverd wordt door een gecontracteerde aanbieder niet passend achten. Indien het een persoon uit het sociale netwerk betreft dient de jeugdige of ouder tevens voldoende te motiveren dat dit tot gelijkwaardige of betere en efficiëntere ondersteuning leidt en gelijkwaardig of doelmatiger is dan het betrekken van jeugdhulp van een persoon buiten het sociale netwerk. Ook is voldoende onderbouwd op welke wijze de inzet van het sociaal netwerk leidt tot het gezond en veilig op groeien, toe groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam zijn en maatschappelijk participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
Artikel 3.3 lid 2 sub c: Overbelasting
Het verlenen van zorg mag niet leiden tot het besluit tot opzeggen van dienstverband of verminderen van arbeidsparticipatie, vrijwilligers werk en andere reguliere werkzaamheden en dagbesteding (dit heeft een negatieve invloed op zelfredzaamheid en belastbaarheid van gezin). Dan leidt het geven van zorg dus tot overbelasting en is deze persoon niet de aangewezen persoon om hulp te verlenen. Dit vergroot de kwetsbaarheid van een gezin en verkleint de zelfredzaamheid.
Onder kwaliteit wordt ook verstaan het behalen van doelen. Indien deze niet gehaald worden, wordt met de ouders besproken of (tijdelijke) inzet van professionele hulp hierbij kan helpen.
In het zorgplan moeten de doelen duidelijk worden omschreven. Dan kan ook daar het (evaluatie)gesprek met ouders over gevoerd worden. Indien de zorgverlener naar inschatting van het college het kind onvoldoende begeleidt in zijn ontwikkeling, is dat aanleiding om te bezien of aanvullende zorg noodzakelijk is. Worden de doelen niet tijdig gehaald, dan wordt onderzocht of inzet van professionele ondersteuning hieraan kan bijdragen
- a)
Vrijetijdsbesteding is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van ouders, en wordt gefinancierd door ouders zelf. Mochten de financiële middelen dit niet toelaten, dan wordt er gekeken naar een voorliggende voorziening om hierin bij te dragen. De normale contributie (lidmaatschap) of activiteitkosten zijn niet uit jeugdhulpmiddelen te bekostigen. Bij het normaliseren van de hulp betekent dit dus dat de basiskosten van vrijetijdsbesteding voor rekening van de ouders komen. PGB voor bovengebruikelijke zorg in vrije tijd en vakantie kán onderdeel zijn van een PGB, mits het jeugdhulpdoelen dient.
- b)
Vakantie is een bijzondere vorm van vrijetijdsbesteding. Tijdens de vakantie bevat gebruikelijke zorg dat ouders er voor de kinderen zijn en voor elkaar. Om die reden wordt er dan meer van ouders verwacht. Begeleiding vanuit eigen netwerk moet feitelijk extra oppas/begeleiding inhouden en niet de inzet van een ouder. In een vakantieperiode moet er, indien mogelijk, minder ingezet worden op jeugdzorgdoelen. Er zal in de vakantie een aangepast pgb ingezet worden.
Respijtzorg biedt ouders de mogelijkheid hun zorgtaken voor hun kind tijdelijk aan een ander over te dragen. Door respijtzorg kunnen de ouders zelf even vrij zijn van de zorgtaken en bijvoorbeeld vakantie nemen. Respijtzorg kan aangevraagd worden door middel van een pgb.
Onder respijtzorg verstaan we niet jeugdhulp die bedoeld is voor naschoolse opvang of opvang tijdens de schoolvakanties. In zeer specifieke omstandigheden kunnen jeugdigen gebruik maken van een naschoolse opvang of vakantieopvang. Dit geldt voor jeugdigen die onder cluster 1 en 2 onderwijs volgen, jeugdigen die cluster 3 en 4 onderwijs volgen en jeugdigen die zeer agressief gedrag vertonen en BSO-plus voorziening onvoldoende begeleiding kan bieden;
Artikel 3.4 lid 2 1 Begripsbepalingen
Indien er voor ZIN afwijkende afspraken worden gemaakt over de looptijd, dan gelden deze eveneens voor pgb.
Een uitzondering voor de maximale looptijd van één jaar kan gemaakt worden indien de zorgvraag zo goed als zeker stabiel is. In dat geval kan de beschikking voor maximaal twee jaar worden afgegeven. In dit geval wordt door het college wel minimaal één maal per jaar geëvalueerd.
De samenwerkende partners bij dyslexiezorg zijn gemeente, scholen en zorgaanbieders. Scholen zijn verantwoordelijk voor signalering en begeleiding van kinderen met dyslexie of ernstige leesproblemen. De gemeente is verantwoordelijk voor dyslexiezorg bij Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED).
Het document ‘Signalering, diagnostiek en behandeling van ernstige, enkelvoudige dyslexie’ is te vinden via https://jeugdhulphollandrijnland.nl/documenten.
Artikel 5.1 Vertrouwenspersoon
Artikel 5.1 gaat in op de kwaliteit. Een algemene kwaliteitseis is dat de Jeugdwet gemeenten verplicht tot het beschikbaar stellen van een onafhankelijke vertrouwenspersoon voor Jeugdwetcliënten.
De functie van vertrouwenspersoon wordt uitgevoerd door de Stichting Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg en geldt voor alle vormen van jeugdhulp, uitgezonderd de jeugd-GGZ intramuraal.
Het Ministerie van VWS blijft verantwoordelijk voor het vertrouwenswerk voor het intramurale deel van de jeugd-GGZ.
Voor informatie en advies over het PGB:
De toezicht op kwaliteit is op landelijk niveau belegd en wordt uitgevoerd door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). De toezicht op rechtmatigheid is op regionaal niveau belegd en wordt uitgevoerd door de gemeente Leiden. Het toezicht op zowel de rechtmatigheid als de kwaliteit is onderdeel van de uitvoering van gemeentelijke voorzieningen en verstrekkingen volgens de geldende regels en besluiten.
De gemeente heeft een toezichthoudend ambtenaar aangesteld voor zowel het toezicht op kwaliteit als het toezicht op rechtmatigheid. Dit is vastgelegd in het Aanwijzingsbesluit Toezichthouders WMO en Jeugdwet 2020.
Deze functie wordt binnen de Leidse regio gezamenlijk opgepakt. De functie van toezichthouder is op landelijk niveau belegd en wordt uitgevoerd door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Het IGJ ziet erop toe dat de uitvoering van de taken door aanbieders aan de kwaliteitsvereisten voldoet, het zogenaamde risico gestuurde toezicht. Het gaat hier niet (alleen) om controleren, maar juist ook om het monitoren en in gesprek zijn over de kwaliteit. Toezicht houden betekent ook tijdig signaleren van factoren die de kwaliteit van de dienstverlening en ondersteuning negatief kunnen beïnvloeden.
Daarnaast hoort tot de taak van het IGJ het zogenaamde calamiteiten toezicht. Aanbieders zijn ingevolge de Jeugdwet 2015 verplicht een eventueel bij hen opgetreden calamiteit binnen drie werkdagen te melden aan het IGJ. Het IGJ zal na een opgetreden calamiteit onderzoek verrichten naar de oorzaken die hebben geleid tot de calamiteit.
Het college heeft een team toezichthouders rechtmatigheid aangesteld die erop toezien dat de beschikte zorg (zorg in natura en pgb) rechtmatig besteed wordt (zie ook artikel 31). Deze toezichthouders zijn verbonden aan het team Ondersteuning Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling. Met ‘rechtmatigheid’ bedoelen we het uitvoeren van gemeentelijke voorzieningen en verstrekkingen volgens de geldende regels en besluiten. Onrechtmatigheid (ook wel misbruik) kan zowel onbewust als bewust zijn. Als een inwoner onbewust in strijd met de geldende regels handelt, dan noemen we dit een fout. Dit kan het gevolg zijn van onduidelijkheid, vergissingen of onoplettendheid. Hieronder valt ook ondoelmatig en/of ongepast gebruik: indien de geleverde ondersteuning niet noodzakelijk en/of effectief is en er sprake is van overbehandeling (verspilling) of onderbehandeling. Bewust in strijd met de geldende regels handelen, noemen we fraude. Onder fraude verstaan we het opzettelijk en doelbewust in strijd met de regels handelen met het doel om eigen of andermans financieel voordeel te verkrijgen. De toezichthouders kunnen zowel proactief (risicogestuurd: op basis van vooraf vastgestelde prioriteiten of thema’s of steekproefsgewijs) als reactief (signaalgestuurd naar aanleiding van een melding van vermoedelijke fouten of fraude) optreden. Een melding kan door iedereen gedaan worden, interne meldingen kunnen worden gemeld via een e-mailadres en externe meldingen (door instanties, professionals en/of inwoners) kunnen worden gemeld via het meldingsformulier op de website van gemeente Leiden.
Het toezicht op zowel de rechtmatigheid als de kwaliteit is onderdeel van de uitvoering van gemeentelijke voorzieningen en verstrekkingen volgens de geldende regels en besluiten. Er geldt een verplichting voor zorgaanbieders, cliënten, budgethouders en andere betrokkenen bij de verstrekking van zorg in natura of een pgb tot volledige medewerking aan toezicht en aangekondigd en onaangekondigd onderzoek door de gemeente (of door ons daartoe aangewezen derden) op de naleving van de contracteisen, inhoudelijke kwaliteit en op presentie- en financiële administratie waaronder begrepen: formele- en materiële onderzoeken, kwaliteitsonderzoeken, rechtmatigheid- en doelmatigheid onderzoeken, onderzoeken n.a.v. calamiteiten/geweldsincidenten, detailcontroles, fysieke controles op locatie en fraudeonderzoeken.